PLANTTIPS ROZELAARS
Planttips rozelaars met blote wortel
- Planten met blote wortel kunt u één week bewaren in een ongeopende plastic zak, op een koele plaats.
- Indien u de rozen niet kunt planten binnen de eerste week, gelieve ze in de kuilen.
- Rozen groeien het best in leemgrond of lichte klei. Zandgrond kan verbeterd worden door toevoegen van compost en/of bentoniet. Zware kleigrond kunt u verlichten met compost en zand.
- Giet met een gieter de wortels nat voor het planten. Laat ze zo lang mogelijk in de plastic zak tijdens de voorbereiding van de plantgaten, om uitdroging van de wortels te voorkomen.
- Graaf een plantgat dat diep en ruim genoeg is en maak de ondergrond los.
- De wortels goed uitspreiden en de ruimte ertussen opvullen met een fijn verkruimelde grond.
- De oculatieplaats (de knobbel waar wortels en takken bijeen komen) moet een 3 tot 5 cm onder het grondoppervlak zitten.
- Na het planten de grond met de voet stevig aandrukken.
- Wanneer u in het najaar rozen met blote wortel plant hoeft u nog niet te snoeien. U wacht best tot het voorjaar. Na het planten in het voorjaar ten vroegste in maart, dunne en dode takken verwijderen. De plant insnoeien op een viertal ogen. Als hoogste oog kiest u één dat naar buiten gericht is.
- Van de rozen vragen we een rijke bloei en om dit te bekomen moeten we de rozen een rijk bemeste grond geven. U kunt best stalmest aan de voet van de rozen leggen in november. Hetgeen in het voorjaar overblijft in de grond harken. In maart geeft u de rozen organische rozenmeststof (150 gram/m²) die u aan de voet van de plant strooit. In juni, juli en augustus wordt nog 50 gram/m² bijgegeven. Na half september bijmesten zorgt voor een lange groei van de rozelaar en kan een gevaar zijn voor de winter. De planten moeten voldoende tijd krijgen om af te harden.
Planttips rozelaars in pot
- Rozelaars in pot kunt u onmiddellijk verplanten als ze al voldoende ingeworteld zijn. Sommigen moeten nog wat doorwortelen tot de zijscheuten 10 cm. lang zijn, dan is het wortelgestel ook evenredig gevormd om het verplanten goed te doorstaan.
- Rozen groeien het best in leemgrond of in lichte klei. Zandgrond kan verbeterd worden door toevoegen van compost en/of bentoniet. Zware kleigrond kunt u verlichten met compost en zand.
- Giet met een gieter de plant in de pot goed nat voor het planten. Graaf een plantgat dat diep en ruim genoeg is en maak de ondergrond los.
- De wortelkluit losmaken bij planten die sterk doorgeworteld zijn. Bij planten die dit jaar zijn ingepot de kluit niet losmaken en voorzichtig planten zodat de kluit niet uiteen valt.
- De oculatieplaats (de knobbel waar wortels en takken bijeen komen) moet een 3 tot 5 cm. onder het grondoppervlak zitten.
- Na het planten de grond met de voet stevig aandrukken en GOED NAT ZETTEN. Ook de volgende weken regelmatig de planten goed nat zetten.
- Van de rozen vragen we een rijke bloei en om dit te bekomen moeten we de rozen een rijk bemeste grond geven. U kunt best stalmest aan de voet van de rozen leggen in november. Hetgeen in het voorjaar overblijft in de grond harken. In maart geeft u de rozen organische rozenmeststof (150 gram/m²) die u aan de voet van de plant strooit. In juni, juli en augustus wordt nog 50 gram/m² bijgegeven. Na half september bijmesten zorgt voor een lange groei van de rozelaar en kan een gevaar zijn voor de winter. De planten moeten voldoende tijd krijgen om af te harden.
HANDIGE SNOEITIPS ROZELAARS
Waarom snoeien?
Om een elegante vorm en overvloedig bloemplezier te hebben kunnen we de rozen best snoeien. Daardoor gaan we onze planten levenskrachtiger maken. We zorgen ervoor dat ze steeds verjongen wat leidt tot een langere levensduur en meer bloemen bij onze rozelaars.
Enkele basisregels
Bij het snoeien moeten we rekening houden met een aantal basisprincipes:
- Het verwijderen van alle dode en verdorde takken;
- Daar het hart van de plant licht en lucht nodig heeft gaan we ervoor zorgen dat alle takken die naar binnen groeien verwijderd worden;
- Scheuten die elkaar kruisen of tegen elkaar wrijven gaan we ook wegknippen;
- Evenwijdige takken, die te dicht bij elkaar staan, mogen verwijderd worden.
Wanneer dit uitgevoerd is, zullen we merken dat onze plant er al heel wat beter uitziet en toch zijn vorm en structuur bewaard heeft wat heel belangrijk is.
Wanneer snoeien?
Bij normale weersomstandigheden kan men het best snoeien in maart. Net voor de knoppen of ogen beginnen te zwellen en wanneer de strengste winterkou voorbij is.
Dit is enkel geldig voor alle her- of doorbloeiende soorten (trosrozen, theehybriden, David Austin-rozen, Moschatahybriden, herbloeiende klimrozen, herbloeiende oude struikrozen, …).
Eénmaal bloeiende soorten (meestal oude heesterrozen en oude klimrozen) worden onmiddellijk na de bloei gesnoeid, dit is meestal juli. Deze rozen bloeien op meerjarig hout.
Wat zijn ogen bij rozen?
Een oog is een jonge of beginnende groeiknop die zich in een bladoksel bevindt. In de winter is dit niet meer dan een speldenkopje op een stengel, oog waaruit zich in het voorjaar een nieuwe scheut kan ontwikkelen. Onder dit oog zien we in de winter steeds een fijn lijntje wat het lidteken van het afgevallen blad is.
Hoe en waarmee knippen?
We gebruiken een stevige en scherpe snoeischaar om de stengel glad en zonder rafelige randen af te snijden. We knippen altijd een kleine centimeter boven een oog die naar buiten gericht is, zodat de nieuwe scheut naar buiten groeit en het hart van de plant open blijft. We laten de snede vanaf de knop schuin aflopen zodat het water kan wegvloeien van het oog.
Het snoeien van pas geplante rozen met blote wortel
Rozelaars die tussen november en april met blote wortel worden aangeplant worden het best in maar-april gesnoeid. Dit geldt niet alleen voor perkrozen maar ook voor klim-, liaan-, heester-, bodembedekkende, … rozen.
Het snoeien gebeurt op 3 à 4 of 5 ogen boven de grond en boven een oog die naar buiten is gericht. Dit is nodig om vanaf de start een mooie vertakte plant te verkrijgen.
De snoei van perkrozen: theehybriden en trosrozen
Theehybriden en trosrozen worden meestal in perken aangeplant. Om deze perken in de winter een fraai uitzicht te geven is het aan te bevelen om ze na het vallen van het blad in de korten tot 50-60 cm.
Dit belet dat hogere variëteiten in de winter heen en weer gaan schudden wat de stabiliteit van de plant benadeeld.
In het voorjaar gaan we de zwaardere takken terugsnoeien tot 3 à 4 of 5 ogen boven de grond. De zwakkere snijden we weg. We zorgen er steeds voor dat we ongeveer een vijftal takken overhouden. Indien we moschatahybriden en/of David Austin-rozen gebruiken in perken, kunnen we ze best terugsnoeien op een 20 à 40 cm boven de grond.
Stamrozen worden ook gesnoeid
Stamrozen zijn meestal theehybriden of trosrozen die op een onderstam werden geoculeerd. De wijze van snoeien is dezelfde als hierboven beschreven maar wel iets langer.
Treurrozen
Zodra er voldoende jonge scheuten op de plant staan kunnen we starten met het wegknippen van een aantal oude takken tot op 3 à 4 ogen. De andere helft van de takken blijven staan en worden gehalveerd.
Miniatuurozen
Deze worden op bijna dezelfde manier gesnoeid als theehybriden en trosrozen. Nadat de zwakke scheuten verwijderd zijn, worden de overige takken matig teruggesnoeid op de 4 à 5 ogen boven de grond. We houden hierbij een 4 à 6 takken over symmetrisch verdeeld over de plant.
Heesterrozen
(Moschatahybriden, David Austin-rozen, moderne doorbloeiende heesterrozen)
Na het toepassen van de basisregels kunnen we deze rozen tot 2/3 of 1/2 terugsnoeien.
Klimrozen
Bij klimrozen worden de hoofdtakken zoveel mogelijk behouden. Een 5 à 7 hoofdtakken zijn voldoende, volgens de ruimte die beschikbaar is. De zijtakken worden ingesnoeid op 4 à 5 ogen. De hoofdtakken en nieuwe scheuten worden het best waaiervormig aangebonden wat de groei van de zijscheuten stimuleert waarop dan de bloemen komen.
Wegsnoeien van uitgebloeide bloemen
Het is aan te raden de uitgebloeide bloemen van her- of doorbloeiende soorten weg te snijden anders gaan de rozen te vlug over in bottel- of vruchtvorming wat de herbloei afremt.
De bloemen worden afgeknipt tot boven het eerste echte bladoksel waar een oog in zit. Daaruit komt dan een nieuwe scheut die eindigt op een bloem.